We zijn allemaal wormen
Bodemcolumn van juni door Jan Willem van Groenigen
"We are all worms", zei een jonge Winston Churchill tegen een nog jongere Violet Asquith (om er meteen gevat aan toe te voegen: "... but I do believe I am a glowworm"). In die tijd was het beeld van wormen dus bepaald niet positief. Raar eigenlijk, want vandaag de dag heeft de regenworm een geweldig imago. Iedereen kent ze, en iedereen ’weet’ dat ze heel goed zijn voor de bodem.
Maar waarom dan? Is de regenworm niet vooral een geboren rotzooischopper!? Hij graaft gangen; trekt blaadjes de bodem in; en poept dat het een lieve lust is. Waar hij komt blijft niets hetzelfde: boven wordt onder; nat wordt droog; schraal wordt vruchtbaar. En dat is nou juist zo belangrijk, want in het kielzog van de worm ontstaat leven: schimmels en bacteriën groeien op hun uitwerpselen en dienen weer als voedsel voor allerlei andere bodembeestjes. Door al dat leven wordt de bodem vruchtbaarder voor planten.
In wezen zijn wormenonderzoekers gewoon verwend - het is eigenlijk allemaal TE makkelijk. Je neemt een paar wormen, je gooit ze in een pot met een plant erin, en hup, de plant groeit beter! Maar worden er met zoveel weelde dan nog wel de juiste vragen gesteld? Want hoe komt het nou precies, dat positieve effect? En zitten er ook keerzijden aan al die voordelen van wormen? De ‘kip / ei’ vraag ligt voor de hand: zorgen veel wormen voor vruchtbare bodem, of zorgt vruchtbare bodem voor veel wormen? Er valt nog veel onderzoek te doen naar de regenworm, en dan vooral in samenwerking met experts op het gebied van bodemchemie en -fysica.
Is er geen enkel dier dat net zo belangrijk is voor de bodem als de worm? Jazeker: wij! De mens is net zo'n rotzooischopper. Net als de worm zijn we in staat om bodems overhoop te gooien, ze natter of droger te maken, en (als we verstandig zijn) vruchtbaarder te maken. "We are all worms" - dan had Churchill dus toch nog gelijk.....